Klachtplicht bij consumentenkoop

Wat moet een consument doen bij een gebrekkig geleverd product?

In het dagelijks leven komt het vaak voor dat een verkoper en koper met elkaar een koopovereenkomst afsluiten. De verkoper biedt zijn product aan en de koper aanvaardt dit en zo komt de overeenkomst tot stand. Uit deze rechtsverhouding volgen een aantal verplichtingen. Zo is de koper verplicht om te betalen. De verkoper is op zijn beurt verplicht om het gekochte product te leveren. 

Maar wat nou als het geleverde product gebreken heeft? Wanneer een product niet de eigenschappen bezit die een koper op basis van de koopovereenkomst mocht verwachten, dan spreken we in de wet van non-conformiteit. Wanneer men vast heeft kunnen stellen dat er sprake is van non-conformiteit dan vloeit daaruit voor de koper een nieuwe verplichting: De klachtplicht. In deze blog leg ik uit wat de klachtplicht is, wat de wet hierover zegt en hoe de rechtspraak hierover oordeelt. 

Klachtplicht in de wet: 

Op grond van artikel 7:17 BW kan de koper, tevens consument, klagen over een gebrek die kleeft aan het geleverd product. Mocht de koper een gebrek in het product ontdekken, dan moet de koper volgens artikel 7:23 BW hier direct over klagen.  Dit heet dus klachtplicht

De koper moet de klachtplicht tijdig uitvoeren. Volgens de wet is een klacht tijdig ingediend, wanneer deze door de verkoper binnen twee maanden heeft bereikt. Maar hoe sneller, hoe beter. Zo krijgt de verkoper de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Bovendien zorgt een snelle uitvoering van de klachtplicht ervoor dat je goed kan aantonen dat het gebrek te wijten is aan de levering van de verkoper. Klaag de koper later dan twee maanden, dan beslist de rechtspraak of de klachtplicht op tijd is uitgevoerd. 

Klachtplicht volgens rechtspraak:

De Hoge Raad zegt het volgende over tijdig, dus binnen twee maanden, klagen bij de verkoper: in beginsel ben je als koper niet verplicht om meteen te klagen zodra het gebrek zich openbaart, maar als je dat niet gelijk doet komt dit wel voor eigen risico..[1]

De Hoge Raad zegt het volgende over niet-tijdig, dus na twee maanden, klagen bij de verkoper: het is een belangenafweging. Het verschuiven van het tijdsaspect naar het nadeelaspect. Zijn de belangen van de verkoper geschaad door het tijdsverloop? ‘Benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken.[2]

Vindt de verkoper dat de koper niet tijdig heeft geklaagd, dan ontstaat er, volgens de Hoge Raad, een bewijslastverdeling. De koper moet dan bewijzen dat hij tijdig heeft geklaagd.

De verkoper moet dan vervolgens bewijzen dat de klacht niet tijdig is en dat hij daardoor benadeeld is.[3]  

Consequentie niet-tijdig klagen:

De consequentie voor het  niet-tijdig klagen middels het klachtplicht, is dat de koper nergens meer beroep op kan doen. Ook niet op andere rechtsgronden. Kortom, schend je als koper je klachtplicht, dan kan je niet meer zomaar overstappen naar dwaling of een onrechtmatige daad. 

Praktisch voorbeeld:

Je gaat naar de Media Markt en koopt een wasmachine. Door de koop van de wasmachine, heb je automatisch een koopovereenkomst gesloten met de Media Markt. Na drie weken, blijkt dat de wasmachine kapot is. Vanaf hier zijn er twee scenario’s. 

Scenario 1: 

Je dient direct een klacht in bij de Media Markt. De Media Markt is daarmee in gelegenheid gebracht om je kapotte wasmachine te herstellen. Dat betekent dat jij je klachtplicht tijdig hebt uitgevoerd. Hierdoor is het gemakkelijker te bewijzen dat de Media Markt een kapotte wasmachine aan jou heeft geleverd.

Scenario 2:

Nadat je erachter kwam dat je wasmachine kapot was, heb je vier maanden gewacht voordat je een klacht indiende bij de Media Markt. Volgens de wet ben je dan twee maanden te laat met je klachtplicht uitvoeren. De Media Markt is hierdoor in een nadelige positie gekomen. Na vier maanden tijd kan het ook goed zijn dat de wasmachine kapot is gegaan door eigen toedoen en niet door de levering van de Media Markt. 

De gevolgen hiervan is dat er een verdeling van bewijslast ontstaat. Met andere woorden: beide partijen moeten aantonen dat zij gelijk hebben bij de rechter.

Heeft u vragen met betrekking tot de klachtprocedure of over dit onderwerp. Neem dan gerust contact op met een van onze juristen voor een vrijblijvend gesprek.


[1] HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1077, NJ 2014/275. 

[2] HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, NJ 2014/497.

[3] HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593, NJ 2017/163.