De laatste tijd is Bitcoin niet weg te denken uit onze dagelijkse gesprekken. Of je nou in de bus zit of op een sprotschool je lichaam aan het perfectioneren bent, praat iedereen overal over Bitcoin en de winsten die zij hebben geboekt door aan- verkoop ervan. Tijdens het schrijven van deze blog is 1 Bitcoin gelijk aan € 6290,32.[1] Kunnen wij nu zeggen dat Bitcoin in de zin van onze Burgerlijke Wetboek aangemerkt kan worden als een valuta en daarmee gelijk is aan een wettig betaalmiddel?
Een Bitcoin bestaat, zo begrijpt de rechtbank, uit een unieke, digitaal versleutelde reeks van cijfers en letters opgeslagen op de harde schijf van de computer van een persoon. Bitcoin worden ‘geleverd’ door het verzenden van Bitcoin van de ene wallet (portemonnee) naar de andere wallet. Bitcoins zijn op zichzelf staande waarde-bestanden, die bij een betaling rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden geleverd. Hieruit volgt dat een Bitcoin een waarde vertegenwoordigt en overdraagbaar is. Naar het oordeel van Rechtbank Amsterdam vertoont Bitcoin hiermee kenmerken van een vermogensrecht. Een vordering tot betaling in Bitcoin is dus te beschouwen als een vordering die voor verificatie in aanmerking komt.[2]
Nu volgt hieruit een interessante vraag; is Bitcoin ‘geld’ in de zin van de wet?
Rechtbank en Hof
Hof Arnhem -Leeuwarden heeft deze vraag beantwoord met de volgende feiten voor zich.
Eiser heeft in 2012 een overeenkomst gesloten met de gedaagde met betrekking tot de koop en verkoop van 2.750 Bitcoins. De gedaagde zou deze Bitcoins aan de eiser verkopen tegen een koopprijs van € 8,05 per Bitcoin. De eisende partij heeft netjes de totale koopprijs aan de gedaagde middels bankoverschrijving voldaan. Vervolgens heeft de gedaagde slechts 990 Bitcoins geleverd. De resterende 1.760 Bitcoins heeft gedaagde nimmer aan de eiser geleverd. Door deze tekortkoming in de nakoming van de verbintenis heeft de eiser op 11 oktober 2012 de overeenkomst met de gedaagde buitengerechtelijk ontbonden (voor het gedeelte dat de gedaagde nog niet was nagekomen).
Ondertussen was de prijs van 1 Bitcoin zodanig gestegen dat de eiser naast de restwaarde ook een flink bedraag aan schadevergoeding ging eisen. Hij deed daarbij een beroep op artikel 6:125 jo. 6:119. Voor een geslaagd beroep hierop dient sprake te zijn van koersschommelingen in ‘geld’.
Gedaagde beriep zich op het feit dat Bitcoins niet aangemerkt konden worden als geld. Zodoende had eiser geen recht op schadevergoeding inzake koersschommelingen.
Uitspraak
In de eerste aanleg[3]kwam de rechtbank tot de conclusie dat Bitcoin niet aan te merken is als ‘geld’ maar slechts kan worden gezien als een ‘ruilmiddel’ in de zin van artikel 6:125 BW. Hof Arnhem-Leeuwaarden is iets genuanceerder. In r.o. 4.6 geeft Hof haar oordeel hieromtrent.
“ (…) Het hof stelt vast dat [appellant] , zoals door en namens hem op de comparitiezitting nog eens is bevestigd, zich niet rechtstreeks op artikel 6:125 lid 1 BW beroept, maar dat hij in het kader van de schadebegroting aansluiting wenst te zoeken bij dit artikel en overigens bij afdeling 6.1.11 van het BW. In zoverre treft grief 5 doel.
Het hof is van oordeel dat het niet voor de hand ligt om bij de begroting van de schade aansluiting te zoeken bij artikel 6:125 lid 1 BW (algemeen bij afdeling 6.1.11 van het BW). In de eerste plaats heeft art. 6:125 lid 1 BW geen betrekking op de waardeschommelingen van gekochte maar niet-geleverde goederen. In dit geval bestonden de gekochte goederen uit 2.750 bitcoins en was de koopprijs (en de ongedaanmakings-verplichting) uitgedrukt in euro’s. Ook de vordering tot schadevergoeding dient in beginsel te worden voldaan in euro’s. Op grond van artikel 6:125 lid 2 BW is daarom in dit geval lid 1 niet van toepassing.
In de tweede plaats is er naar het oordeel van het hof geen aanleiding om, bij wijze van kapstok, bij de begroting van de schade aansluiting te zoeken bij artikel 6:125 lid 1 BWn. Nu dit artikel betrekking heeft op de situatie dat er vertraging optreedt in de voldoening van een geldsom en er daardoor (naast de schade bedoeld in artikel 6:119 BW) schade optreedt doordat de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt zich ten opzichte van die van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd.
Artikel 6:125 lid 1 BW heeft aldus betrekking op de situatie dat er schade wordt geleden doordat er te laat wordt betaald. Terwijl de onderhavige zaak betrekking heeft op de situatie dat er schade is geleden doordat de overeenkomst is ontbonden. Voor zover er al vanuit gegaan zou dienen te worden dat er sprake is van een betalingsverplichting in bitcoins (waarvan het hof niet uitgaat), is die verplichting na de (partiële) ontbinding komen te vervallen. Aangezien deze ook niet meer met vertraging kan worden nagekomen en van schade door een eventueel koersverschil ten tijde van de dagvaarding ook geen sprake kan zijn.
Op zijn hoogst zou in dat geval moeten worden uitgegaan van de waarde/het waardeverschil van de bitcoin op per datum van de ontbinding, nu de verplichting tot levering van de bitcoins vanaf dat moment is komen te vervallen. Dat zou echter niet leiden tot toewijzing van een hoger bedrag dan door de rechtbank is toegewezen.”
Conclusie
Ondanks de nuances die het gerechtshof aanvoert komt zij tot dezelfde conclusie als de rechtbank, namelijk dat Bitcoin niet aan te merken is als ‘geld’. Naar mijn mening zal de Nederlandse rechter geleidelijk stappen zetten om Bitcoin en co. te erkennen als valuta. Wel moeten financiële instellingen, zoals banken en monetaire fondsen de eerste stappen zetten om de nationale rechters een houvast te geven. Immers als wij in de praktijk kijken dan zien we wel degelijk gevallen waarbij Bitcoin aangemerkt kan worden als geld. Denk hierbij aan aankopen die je via thuisbezorgd.nl in Bitcoins kunt betalen.
Onlangs is er tijdens de G20 top Bitcoin en co uitvoerig ter sprake gekomen. Tevens heeft The Financial Stability Board onlangs een document gepresenteerd waarin Bitcoin aangemerkt werd als activa, dus geen valuta. Wel kunnen wij zeggen dat de gebruiker uiteindelijk door adaptatie ervoor kan zorgen dat financiële instellingen zich zullen moeten uitspreken hoe zij Bitcoin zullen aanmerken.
[1]https://coinmarketcap.com
[2]Rb. Amsterdam 14 februari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:869
[3]Rb. Overijssel 14 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2667, r.o 4.9